Waarom universalisme een respectabele optie is
Universalisme (alverzoening) groeit in Nederland. Het voldoet aan alle kenmerken van gezonde theologie en moet daarom een normale, gerespecteerde plek krijgen binnen christelijke geloofsgemeenschappen, betoogt Reinier Sonneveld, schrijver van het boek Het einde van de hel, in zijn lezing voor de themadag die over zijn boek werd georganiseerd.
Universalisme (alverzoening) is de visie dat alle mensen, of zelfs alle levende wezens, uiteindelijk eeuwig bij God zullen zijn in een gezamenlijk hiernamaals en daar zich met elkaar zullen verzoenen en herstellen van hun wonden. Er is wel degelijk zoiets als een hel (ik ken geen universalisten die dat ontkennen, dat is hét grote misverstand in het debat) en zo’n hel wordt dan vaak voorgesteld als een intens proces van spijt en bekering. Geen enkele hel is eeuwig. Aan elke hel komt een einde.
In mijn boek Het einde van de hel onderbouw ik uitvoerig (met 29 argumenten) dit christelijke universalisme. Hier in dit artikel wordt mijn betoog dat deze visie in Nederland kritische massa heeft, en terecht. Van een taboe is het een normale, gerespecteerde visie aan het worden en de aanhangers hoeven gelukkig steeds minder te vrezen voor verkettering.
Een goede aanwijzing daarvoor is het onderzoek (van De Nieuwe Koers uit 2020) waaruit bleek dat inmiddels ongeveer een kwart van de voorgangers alverzoening aanhangt. Een groep early adopters bestaat uit ruwweg vijftien procent. Als een overtuiging groter wordt, bereikt het de middengroep van ongeveer zestig procent en is niet meer te houden. Natuurlijk beginnen de tegenstanders, de vijftien procent meer behoudende karakters, zich dan des te luider te roeren, maar de nieuwe overtuiging heeft zich dan al gesetteld en gaat niet meer weg.
We hebben dit keer op keer gezien in de geschiedenis. Denk aan de Reformatie, Luther heeft die beweging niet in gang gezet, want die was al eeuwen gaande, hij provoceerde vooral een doorbraak. Of zie de emancipatie van vrouwelijke leiders in de kerken, het inzegenen van homoseksuele relaties, de acceptatie van de evolutietheorie. Het begint telkens klein en onderop, bij de gewone mensen die hun vragen stellen, en dat wordt groter en groter. Op het moment dat het tegengeluid zich gaat organiseren, is het al te laat. De ontwikkelingen zijn niet meer terug te dringen.
Deze fase heeft alverzoening in ons land bereikt. Teun van der Leer, wellicht de bekendste baptistische theoloog van ons land, schrijft bijvoorbeeld in het laatste nummer van Inspirare:
‘Die keuze [voor universalisme] is legitiem – er is immers een duidelijke universalistische lijn in de Schrift en die moeten we serieus nemen.’
En Stefan Paas, onze bekendste gereformeerde theoloog, kiest in zijn laatste boek De weg van vrede zelf ondubbelzinnig voor alverzoening:
‘Gods vredestichtende liefde kan oordelen en zal oordelen, maar zij kan niet oordelen zonder ophouden. Wat vaak ‘laatste oordeel’ wordt genoemd, kan in mijn ogen daarom alleen een vóórlaatste oordeel zijn. Dat wil zeggen: niet ‘oordeel’ is het eindpunt van de geschiedenis, maar vrede. Dan zal God ‘alles in allen’ zijn.’
Alverzoening krijgt momenteel een gewone, gerespecteerde plek in de Nederlandse kerken, en terecht. Want het voldoet aan alle kenmerken van gezonde christelijke theologie die praktisch overal worden erkend, meer zelfs dan het alternatief, infernalisme, de visie dat mensen tot in alle eeuwigheid worden gescheiden van elkaar, een visie die momenteel aan het slinken is in Nederland.
Gezonde theologie begint bij de Christus (criterium 1)
Het eerste criterium voor gezonde christelijke theologie is dat deze begint bij de Christus. Ik leerde dit in Kampen aan de theologische universiteit al in de eerste maand. We zijn hier niet biblicistisch of fundamentalistisch, werd daar regelmatig gezegd. Christus is ons fundament, niet de Bijbel. Christus is het woord van God, niet de Bijbel – die is het woord óver het woord van God. We geloven niet in een boek, maar in een persoon. We moeten niet de liefdesbrief verwarren met de geliefde. We bidden niet tot een brief. In het avondmaal komt niet een tekst tot ons.
Als we dus in gezonde christelijke theologie uitspraken proberen te doen over God, betrekken we daar uiteindelijk de hele Bijbel bij, maar de Christus is ons startpunt en ons referentiepunt. De Christus is de ultieme openbaring van God. Er staat niet: “wie de Bijbel heeft gezien, heeft de Vader gezien”, maar: “wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9).
En als iemand iets beweert over God, is onze eerste vraag dus niet: hebben we hier een bijbeltekst bij, staat dit in een geloofsbelijdenis, is dit logisch, maar: klopt dit bij hoe wij de Christus hebben leren kennen?
Stel dat namelijk iemand beweert: God wil dat je zelfmoordaanslagen pleegt, dan kunnen we daar met gemak bijbelteksten bij vinden – denk aan hoe Simson zijn laatste minuten doorbracht – maar we kunnen onmogelijk zeggen: dat past typisch bij de Christus, zo hebben we nou echt Jezus leren kennen…
Of stel dat iemand beweert: als je niet gelooft, is dat zo’n belediging voor God, dat hij je na je dood in een hel opsluit en geen enkele kans meer geeft daar ooit uit te komen. Dan is onze eerste vraag, als we gezonde christelijke theologie willen bedrijven: past dit bij de Christus? En dan zien we inderdaad dat de Christus scherp kan oordelen én keer op keer op keer dezelfde mensen nieuwe kansen geeft. Jezus schrijft niemand af. Niemand heeft zijn kansen definitief verloren. Jezus sluit niemand op. Jezus bevrijdt.
Jezus is degene die de opdracht gaf niet terug te slaan maar je andere wang toe keren, niet je vijanden te haten maar hen lief te hebben, en, dit is essentieel, hij onderbouwt dit theologisch: doe dit, omdat we God zo ervaren hebben, God laat immers, zo merken we dagelijks, “de zon opgaan over goede en slechte mensen en het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen”. Alleen maar je medestanders liefhebben en slechts hen gunsten verlenen, noemt hij heidens en nou ja, God is vast niet heidens, en hij besluit dan ook met: “Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is” (Matteüs 5).
Die diepe samenhang tussen moraal en theologie is een van de uitgangspunten van alverzoening. Want hoe zouden we moreel iets kunnen adviseren of bewonderen, en vervolgens zeggen: ja maar, voor God geldt dat niet? Ons morele gedrag komt toch juist bij God vandaan? Hoe zouden wij genadiger kunnen zijn dan God?
Wij bewonderen het als een Eugene de Kock uit Zuid-Afrika, bijgenaamd ‘Prime Evil’, vergeven wordt door de familie Mama, een van zijn slachtoffers. Of Auschwitz-bewaker Oskar Groning door oud-gevangene Eva Kors. Of massamoordenaars in Rwanda door hun slachtoffers en hun familie. We kunnen ermee worstelen, misschien vinden we het voor onszelf onhaalbaar, maar we zien hierin God aan het werk. Hoe zouden we dan kunnen zeggen: ja maar, in het hiernamaals, dan is God opeens heel anders, dan biedt hij echt niet meer zijn andere wang aan, dan houdt hij niet meer van zijn vijanden, dan stopt hij acuut met vergeven, dan is hij het omgekeerde geworden van hoe wij hem hebben leren kennen in de Christus…
Gezonde theologie streeft naar consistentie (criterium 2)
Dit sluit nauw aan op het tweede criterium: gezonde christelijke theologie spreekt consistent. Dat kan nooit volledig, maar dat is het streven. Consistentie betekent namelijk weinig anders dan dat je iets probeert uit te drukken wat überhaupt betekenis heeft.
Je kunt bijvoorbeeld wel beweren dat God liefde is, maar als je vervolgens ook iets over God claimt dat het tegengestelde van liefde is, dan heffen die beweringen elkaar op. Dan gebruik je wel bepaalde klanken of tekenreeksen, maar die hebben hun lading verloren. Je kunt wel zéggen dat iemand extreem liefdevol is, maar als je vervolgens óók zegt: ja maar, die liefde moet je wel in geloof aannemen, want anders is het natuurlijk op een gegeven moment wel klaar, dan ‘respecteert’ die liefdevolle persoon je keus en moet je eeuwig lijden… – dan vervliegt de betekenis en wordt je taal leeg.
Het is niet liefdevol iemand af te schrijven. Het is niet liefdevol iemand volledig zichzelf te gronde te laten werken. Het is niet liefdevol om het toe te laten dat iemands hele sociale omgeving het tot in eeuwigheid zonder diegene moet stellen en hen elke mogelijkheid tot verzoening en herstel te ontnemen. Het is niet liefdevol iemand vrijheid te geven, maar dan na de dood dat plotseling af te nemen en eeuwig te laten boeten voor een paar slecht geïnformeerde keuzes voor de dood.
Als liefde iets betekent, is het blijven vechten voor de ander. Dat is in elk geval wat ik bij Jezus leer over liefde. Of 1 Korintiërs 13:
‘Alles verdraagt [de liefde], alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.’
Bij infernalisten wordt dat: ja, God is wel liefde, dat staat er wel, maar dat betekent niet dat hij ook echt álles verdraagt, dat kan natuurlijk niet, dat is wat al te gortig, en God hoopt natuurlijk ook niet alles, dat is onmogelijk, en God zal niet in álles volharden, God blijft het niet proberen, het is een keertje afgelopen natuurlijk…
‘Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.’
En wij mensen zijn daar dan vast beperkt in, we hebben maar onze menselijke logica, we kunnen ons dit niet voorstellen, maar we hebben het hier over God die liefde is. Hoe zou een ziel in eeuwigheid in staat blijven zich niet aan God gewonnen te geven, die in alles volhardt, die alles verdraagt, die alles hoopt? Theoretisch moet je misschien die mogelijkheid openhouden, zoals Karl Barth de hel ook de ‘onmogelijke mogelijkheid’ noemde, ik bedoel, theoretisch kan ik ook best wel eens een partijtje schaak van Magnus Carlsen winnen, maar in de praktijk, tot in eeuwigheid…
We kunnen niet betekenisvol over God beweren dat hij liefde is, de liefde zelve, en dan een heel ingewikkelde menselijke redenering over vrije wil bedenken waarin die vrije wil op mysterieuze wijze toch sterker blijkt dan God.
We kunnen niet betekenisvol over God beweren dat hij rechtvaardig is en vervolgens dat diezelfde God mensen eeuwig laat boeten voor hun beperkte, tijdelijke keuzes.
We kunnen niet betekenisvol over God beweren dat hij alomtegenwoordig is, en vervolgens dat er in alle eeuwigheid een plek zal zijn waar hij afwezig is.
We kunnen niet betekenisvol over God beweren dat hij almachtig is en een zin later dat hij niet machtig genoeg is om alle mensen uiteindelijk van zijn liefde te overtuigen. Hoe zou het kwaad tot in alle eeuwigheden God kunnen weerstaan?
Hier zit theologisch mijn belangrijkste motief. Deus semper maior, zeggen we als theologen, God is altijd groter. En dus ook groter dan het kwaad. Uiteindelijk moet het kwaad verliezen en zal God winnen. Anders spreek je niet meer betekenisvol over God en word je theologie al snel een rommeltje van menselijke vooroordelen, wensdromen en rechtpraterij.
Gezonde theologie neemt de Bijbel serieus (criterium 3)
Zo kom ik op het derde criterium voor gezonde christelijke theologie: die neemt de Bijbel serieus, de hele Bijbel, zonder teksten weg te moffelen. Want ja, we hebben een relatie met een persoon, dus dan doet de liefdesbrief er ook nogal toe.
En dan merk je duidelijk in de Bijbel twee lijnen: die van oordeel en die van genade. Maar, en dat is essentieel, deze zijn nooit gelijkwaardig aan elkaar, alsof ze ongeveer even groot zijn. Als Gods oordeel en zijn genade met elkaar vergeleken worden, wordt dat oordeel totaal door die genade overvleugeld. Het staat als een dag tot een jaar, een oogwenk tot een heel leven (zie Jesaja 54:8; 61:2; Psalm 30:6). En als Jezus zo’n passage citeert, kapt hij zelfs de zin halverwege af en laat hij pontificaal dat hele oordeel weg (Lucas 4:20, waarin hij Jesaja 61:2b weglaat).
Door de hele Bijbel wordt geoordeeld, maar dat wordt omgeven door de genade, genade heeft het laatste woord. Zelfs Egypte, Moab, Ammon, Sodom, Samaria, de grootste slechteriken in de Bijbel, allemaal krijgen ze flinke straf, maar ook allemaal herstel aangezegd (Jeremia 46:26; 48:47; 49:6; Ezechiël 16:55).
Het Oude Testament kondigt zelfs 21 keer de Volkenvergadering aan, waarin alle volken, zonder uitzondering, zich zullen verzamelen op de berg Sion en daar voor God zullen buigen (o.a. Jeremia 3:17; Jesaja 2:2-4; 25:6-9). Het kwaad zal niet aan het woord blijven, het laatste woord van de geschiedenis is aan God.
Het Nieuwe Testament gaat daar op door en stelt 23 keer expliciet dat ‘alle knieën zich zullen buigen’, ‘elk schepsel’ God zal eren, ‘alle mensen worden gered’ – ‘in het bijzonder de gelovigen’, staat er dan nog grappig genoeg bij (o.a. 1 Korintiërs 15:20-28; Filippenzen 2:9-11; 1 Timoteüs 4:10; 1 Johannes 2:2; Openbaring 5:13). ‘Elk schepsel’ betekent gewoon elk schepsel, ‘alle mensen’ alle mensen. Infernalisten zijn consciëntieuze bijbellezers, maar bij deze 23 passages zie je ze wringen en persen, maar ze krijgen deze niet, met geen mogelijkheid, in hun dogmatische mal. De Bijbel is een door en door universalistisch boek.
Twee probleemteksten
Twee teksten zorgen dan voor vragen (Matteüs 25:46; 2 Tessalonicenzen 1:9). Twee. Er zijn uiteraard meer teksten die infernalisten aanhalen om hun standpunt te verdedigen, maar die gaan wel over oordeel, alleen is heel duidelijk dat dit oordeel dan niet eeuwig wordt genoemd, voor mensen althans, een paar keer wel voor de duivel en zijn trawanten (Matteüs 25:41; Openbaring 20:10).
De verwarring bij de twee probleemteksten ligt erin dat in veel bijbelvertalingen het oordeel daar wel degelijk ook voor mensen eeuwig lijkt. Het kwestie gaat over het Griekse woordje aionios, dat is afgeleid van aion. Wat betekent dat?
In het Jodendom zijn er twee ‘werelden’, twee grote fases in de geschiedenis. Er is de huidige wereld, in het Hebreeuws de olam hazè, in het Grieks touton aion. Aion is dus tijdperk of wereld (bijv. in Matteüs 12:32; 13:22; Galaten 1:4; 1 Timoteüs 6:17). Op allerlei plekken wordt er expliciet bij gezegd dat deze aion tot een einde komt (Matteüs 13:39; 24:3; 1 Korintiërs 2:7; 10:11; Hebreeën 9:26).
En dan is er de andere ‘olam’, de olam haba, in het Grieks de aion mellon, de komende wereld. Ook wel: de nieuwe aarde, het koninkrijk van God, het paradijs. Die wél eeuwig is, alleen duiden olam en aion dat niet aan, anders zou bijvoorbeeld ook deze wereld eeuwig zijn. Aion slaat op een lange periode van onbepaalde lengte. Heleen Keizer schreef over dat ene woordje een complete dissertatie (Life Time Entirety uit 1999) en concludeert: aion slaat op een eenheid van tijd, die in de Bijbel van binnen uit wordt bekeken, waarbij de randen van die periode niet helder hoeven te zijn. ‘Tot zover oog reikt’ is ongeveer de gevoelswaarde, ‘tot aan de horizon’. Of zoals de emeritus hoogleraar Riemer Roukema recent nog in een LinkedIn-post schreef:
‘Augustinus is een groot denker, maar niet onfeilbaar. Zijn uitleg van de Bijbel heeft behalve veel goeds ook kwaad aangericht. Hij vatte die “eeuwige straf” zo op als die na hem in West-Europa is begrepen. Als een straf die eeuwig duurt, nooit ophoudt. Terwijl die uitdrukking veeleer betekent: straf in het hiernamaals. Maar daarmee is niet bedoeld dat die nooit eindigt. “Eeuwig” heeft in het oorspronkelijke Grieks en Hebreeuws – talen die Augustinus niet echt beheerste – de klank van: de wereld die na onze wereld komt; ofwel: het tijdvak dat na ons tijdvak komt. Jezus stelt, zoals veel rabbijnen, dat in dat hiernamaals het kwaad en de hypocrisie gestraft zullen worden. Of dat nu echt gaat gebeuren of niet: weldenkende mensen wensen dat de Trumps en Poetins van deze wereld toch toe? Die zouden toch niet ongestraft met hun wandaden mogen wegkomen? Maar nergens is bedoeld dat zij eeuwig in de hel zullen branden, zelfs al wekken de Bijbelvertalingen soms die indruk. Zo worden sommige teksten gelezen onder invloed van Augustinus.’
Aion kán op een eindige periode slaan, maar ook een oneindige, daar gaat het woordje alleen niet over. Zoals het woordje blauw ook niet zegt of iets dik of dun is. Om expliciet eindigheid of oneindigheid uit te drukken zijn andere woorden en argumenten nodig – en die zijn er genoeg, maar aion zegt alleen dat iets heel uitgestrekt is. (En, ten overvloede, het woordje ontkent dus ook niet dat God of de hemel eeuwig is; dat God en de hemel eeuwig zijn, daarvoor zijn andere woorden en redeneringen.) Die twee ‘probleemteksten’ over dat zogenaamde eeuwige oordeel drukken dan ook niets meer uit dan: er komt een oordeel aan in die komende, langdurige wereld.
Er is in de Bijbel dan ook geen spanning tussen twee groepen teksten: de teksten die universele redding beloven (23 in het Oude Testament en 21 in het Nieuwe Testament), en de teksten die oordeel aankondigen. Dat hoor je theologen tegenwoordig vaak beweren, dat hierin de Bijbel tegenstrijdig is, althans, theologen gebruiken voor tegenstrijdigheden liever het brave ‘spanning’. Maar die is er niet. De Bijbel kondigt een oordeel aan voor de onrechtvaardigen, maar nergens dat die eeuwig zal duren. Al het oordeel in de Bijbel is tijdelijk en verwacht verzoening en herstel.
Of, minimaal gezegd: de universalistische uitleg van de Bijbel is op z’n minst een reële optie, die binnen de kerken gewoon moet worden gerespecteerd. Het is een fatsoenlijke tekstuitleg volgens alle regels van de tekstuitleg, die door de geschiedenis heen door talloze geleerden en heiligen is verdedigd, dus die hoort gewoon binnen onze geloofsgemeenschappen een normale plek te krijgen. Wellicht niet als dé uitleg, maar toch zeker als een uitleg. Zoals Teun van der Leer het uitdrukte, de keuze voor universalisme is ‘legitiem’.
Gezonde theologie is ‘traditioneel’ (criterium 4)
Want, dat is het vierde criterium: gezonde christelijke theologie kent een waardige traditie. Als we het over dezelfde God willen hebben als waar Jezus tweeduizend jaar geleden over sprak, dan staan we uiteraard open voor nieuwe ideeën, maar zijn we daar wel voorzichtig in.
Dus als infernalisten opeens halverwege de twintigste eeuw iets nieuws over de hel gaan beweren, namelijk dat mensen daar uit vrije wil voor kiezen en dat zij zelf de poorten van de hel van binnen uit dichthouden – C.S. Lewis maakte dat idee populair – dan zijn we sceptisch. Want wat voor vreemd nieuw idee over vrijheid is dat plotseling? Mensen die zichzelf te gronde brengen en hun omgeving daarin meeslepen, die vonden we toch in hoge mate onvrij? Past dit nieuwe idee over de hel niet wat al te goed bij onze twintigste eeuw waarin vrijheid eigenlijk verabsoluteerd werd? Want vrijheid doet er zeker toe, maar hoe zou onze vrijheid het van Gód kunnen winnen? Ik ben bij een schaakspel ook heel vrij, maar ik win het toch nimmer van Magnus Carlsen.
Alverzoening heeft een lange, waardige traditie. Waarschijnlijk de meerderheid van de vroege christenen was alverzoener. Ik citeer in mijn boek de enige passages die bekend zijn, drie stuks, waarin kerkvaders zelf een inschatting maken van hoeveel alverzoeners er in hun tijd zijn en zij beklagen zich er dan over dat het er zo veel zijn, ze hebben het over ‘de meesten’. Grote denkers onder hen waren alverzoener, de eerste grote theologen waren het – Paulus van Tarsus natuurlijk, maar goed, dat wordt bediscussieerd, maar in elk geval Clemens, Origenes, Gregorius van Nyssa en velen met hen. Let op, vooral de Grieksprekenden, die dus de betekenis van aionios begrepen. Het zijn de kerkvaders die nauwelijks Grieks kenden, zoals Tertullianus en Augustinus, die hun culturele bagage projecteerden in de Bijbel.
Want die eeuwige kwellingen, die kenden ze al lang, namelijk uit de heidense mythologie, in de verhalen over de Hades, het dodenrijk – Sisyphus die zijn steen steeds maar de berg op moet rollen, Tantalus die eeuwig nét niet bij de vrucht kan, Prometheus wiens lever er dagelijks uit wordt gepikt en dan weer aangroeit. Ten opzichte daarvan klinkt infernalisme wat al te bekend en niet als goed nieuws, eerder als oud nieuws. Net als tegenwoordig overigens, we horen overal hoe andersdenkenden worden afgeschreven, moeten we dat nu echt nog in onze theologie en preken gaan herhalen? Is dat goed nieuws?
Alverzoening werd in deze eerste vijf eeuwen niet verketterd – ook al wordt dat keer op keer beweerd, dit is een historische onjuistheid – terwijl dat prima had gekund, er werd zoveel verketterd in die tijd. Maar de alverzoeners deden volop mee aan de grote concilies en waren zeer gerespecteerd. En, voor alle duidelijkheid, zij waren allerminst vrijzinnig en zeker geen softies als het gaat over Gods oordeel. Zij dachten vooral heel groot over God. God zal het niet tolereren dat het kwaad tot in alle eeuwigheid blijft bestaan.
Gezonde theologie kent goede vruchten (criterium 5)
Kortom, als infernalisme al binnen de criteria voor gezonde christelijke theologie moet vallen, dan toch zeker alverzoening. Alverzoening verdient een gerespecteerde plek binnen de kerken. Zie ook het laatste criterium voor gezonde christelijke theologie: die kent goede vruchten. Want vruchten zeggen iets over de boom.
Bij die vruchten is mijn boek begonnen: hoe ik mensen heb zien lijden onder de doempreken van de zware dominees en voorgangers, hoeveel die kapot maken, week in week uit, in naam van God. Depressies, nachtmerries, onvrijheid, dwanggedachtes, uitstoting, het is verschrikkelijk. En als ik dat soort vruchten zie, dan vormt zich spontaan enig vermoeden over hoe het staat met de boom. En als ik vervolgens hoor hoeveel vrijheid mensen kunnen ervaren, als ze de mogelijkheid van alverzoening tot zich door laten dringen, ja, dan denk ik ook wel iets over díe boom.
Alverzoening is uiteindelijk een grote oproep om hier en nu te beginnen met het herstellen van relaties en verwondingen, in het besef dat we daar niet volledig in zullen slagen, maar dat God daar wel in bezig is en het uiteindelijk zal voltooien, in de apokatastasis, in het herstel van alle dingen, als hij ‘alles in allen’ is. God laat de wonden niet voor eeuwig open, God laat het onrecht niet tot in eeuwigheid bestaan, maar we kunnen vrijuit over hoop spreken, over echt goed nieuws, zonder meel in de mond, zonder apen die uit de mouw moeten komen…
Ik noemde al even Rwanda. De fotograaf Pieter Hugo maakte een prachtige serie met telkens een koppel van twee mensen, een moordenaar, soms een massamoordenaar, en diens slachtoffer, iemand die het net heeft overleefd of iemand wiens familie door die ander is omgebracht. Zij hebben verzoening gezocht met elkaar en gevonden.
Wat mij betreft laat dit zien wat God al doet in dit leven en hoeveel te meer in het volgende. Als je wilt weten wat mijn diepste motivatie is om te geloven in alverzoening, dan zijn het dit soort verhalen. Dít is goed nieuws, dít is hoop. Dit zijn plaatjes van het koninkrijk van God, hier en nu, en tot in eeuwigheid.
Of alverzoening te stellig is
Ben ik hier niet veel te zeker in? Ben ik niet veel te stellig dat uiteindelijk iedereen bij God zal komen? Dat is de opmerking die ik regelmatig terugkrijg.
Nu zijn er alverzoeners in soorten en maten. Een belangrijke traditie heet ‘hoopvol’ universalisme en spreekt vooral de hoop uit dat de hel uiteindelijk leeg zal zijn. Als ik voor mezelf spreek, ik ben er minder zeker van dat er überhaupt een God bestaat en dat hij rechtvaardig en almachtig is – ik denk dat niemand daar volkomen zeker in kan zijn, we noemen het geloof – dan dat áls hij bestaat en inderdaad rechtvaardig en almachtig is, dat hij niet mensen eeuwig zal afschrijven.
We moeten terughoudend zijn in onze uitspraken over God, maar er is zoiets als overdreven bescheidenheid. Laat ik dat vergelijken met mijn vrouw. We kennen elkaar nu bijna een kwart eeuw, dus ik denk dat ik haar een beetje ken. Ik zal daar uiteraard voorzichtig in zijn, want ik kan niet in haar hoofd kruipen, maar we spreken elkaar dagelijks, vaak uitvoerig, dus ik kan wel degelijk vermoedens uitspreken over haar karakter en wat ze wel en niet zal doen. Het zou bijvoorbeeld absurd zijn om te zeggen: ‘Ja, ik ken haar wel als een heel liefdevol en oprecht iemand, maar dat weet ik natuurlijk niet zeker, dus ik moet de mogelijkheid openhouden dat ze onder ons huis een paar lijken verborgen houdt.’
Dat zou niet alleen absurd zijn, maar ook een grove belediging voor haar, en een brute miskenning van alles hoe ze zich heeft betoond.
Zo is het met God. In de mate dat onze uitspraken over God enige betekenis hebben, moeten we die ook serieus nemen en kunnen ons niet, zodra we kritische vragen krijgen, plotseling op een vluchtheuvel van nederigheid terugtrekken. Als de dominee die hele preken vol weet over God, maar als iemand vraagt of een eeuwige hel wel rechtvaardig is, plotseling ‘het oordeel aan God laat’…
Want natuurlijk is dat oordeel aan God, hij is de rechter, een beeld dat de Bijbel soms voor de overgang naar de Komende Wereld gebruikt. Maar we kunnen wel iets van dat oordeel verwachten. Om het weer met mijn vrouw te vergelijken, zij geeft les aan een kunstacademie en het oordeel over het werk van haar studenten is aan haar. Zij is daarin ‘rechter’. Maar ik ken haar beetje, en als ik dan het werk van die studenten zie, kan ik wel wat verwachten over haar oordeel, ik kan daar vermoedens over uitspreken.
Zo is het ook met God. Natuurlijk, hij oordeelt. Maar alles wat we over hem weten, of vermoeden, wijst erop dat hij iedereen verzoening en herstel gunt. Dat is het grote patroon in de Bijbel. Dan mogen we dat verwachten. En zoals het een grove belediging voor mijn vrouw zou zijn, als ik de mogelijkheid zou openhouden dat zij een paar lijken onder ons huis verstopt houdt, zo is het een grove belediging voor God om te zeggen: tegen alles wat we van u weten in, denk ik toch, of houd ik zelfs maar de optie open, dat u mensen eeuwig verloren laat.
Alverzoening en het evangelie
Ten slotte, verkleint alverzoening niet de betekenis van Christus? Als het toch sowieso automatisch met iedereen wel goed komt, waarom is hij dan nog gestorven en opgestaan?
Ik denk dat deze vraag berust op een misverstand. Het komt volgens alverzoening niet ‘sowieso automatisch’ goed met iedereen. Daar is Christus nog steeds voor nodig. Het grote verschil met infernalisme is dat hij daar ook in slaagt. Een alverzoener kan nog steeds zeggen dat Christus mensen redt uit een eeuwige hel, maar dat lukt hem ook in alle gevallen! Dat maakt zijn werk dus nog veel groter.
Om een vergelijking te maken met Magnus Carlsen – als hij op een toernooi alle wedstrijden heeft gewonnen, betekent dat niet dat hij ‘sowieso automatisch’ wint. Die wedstrijden zijn reële wedstrijden, hij moet daar echte moeite voor doen, hij moet dat serieus voorbereiden – alleen, ja, hij is echt de beste en dus wint hij alles.
Zo is het met Jezus. Ja, hij zal alle wedstrijden winnen, hij is namelijk de grootste, Deus semper maior, maar dat betekent niet dat zijn werk daarmee kleiner wordt, juist groter: het zijn echte geschiedenissen met mensen die hij gaat, die mensen stribbelen echt tegen en kunnen echt hun best doen niet bij hem te horen, alleen ja, Deus semper maior, God zal winnen uiteindelijk, en niet in verreweg de meeste gevallen verliezen, zoals het infernalisme meent.
Daarom kies ik, uiteraard met alle beperkingen als mens, voor alverzoening. Ik lees het overal in de Bijbel, het past verreweg het beste bij hoe ik de Christus heb leren kennen, het maakt God groter, en het heeft goede vruchten in concrete mensenlevens.